Ik hield vanop deze tribune in de Kamer mijn maidenspeech over de begroting 1986. Wilfried Martens was toen Eerste minister, Jean Gol vicepremier en Guy Verhofstadt minister van Begroting.
Het globaal overheidstekort bedroeg toen 11% van het BNP. Door het Sint-Annaplan werd dit tekort op 2 jaar tijd gereduceerd tot 7% in 1987. Dan kwam “le retour du coeur” met een forse stijging van de sociale uitgaven en de belastinghervorming van minister Maystadt met de decumul en de splitting. Hierdoor steeg het tekort in 1991-1992 opnieuw naar 10%. De Regering Dehaene heeft dit tekort op 8 jaar tijd teruggebracht naar een tekort van 0,5% in 1999 en creëerde dat jaar een primair surplus van 6,5% van het BBP. We waren klaar voor de euro.
In de daarop volgende jaren werd door de actieve welvaartstaat van Frank Vandenbroucke en de belastingverlagingen van Verhofstadt en Reynders dit primair surplus geheel opgesoupeerd en bleef het Zilverfonds leeg. Hierdoor kwamen we zonder reserves in de bankencrisis terecht waardoor het globaal overheidstekort in België opnieuw steeg naar 7%.
Het is de verdienste van de Regeringen Leterme/Di Rupo dat het tekort werd gehalveerd en teruggeschroefd naar 3,2% in 2014. Sindsdien slaagde de Regering Michel er in dit tekort opnieuw te halveren ruim onder de 3% tot vandaag nominaal 1,4%.
2016 was budgettair een verloren jaar maar in 2017 noteren we een aanmerkelijke daling van het tekort met ruim 1% nominaal en 0,8% structureel. Ook hebben we dit jaar een primair surplus van bijna 1%. Voor 2018 wordt een verdere lichte reductie van het tekort met 0,3% verwacht maar in 2019 zou het overheidsdeficit terug oplopen tot nagenoeg 1,5% omwille van een onvoldoende gefinancierde taxshift en een stijging van de primaire uitgaven. 1,5% van het BNP overheidstekort betekent een schuldtoename van 5 à 6 miljard.
Waarom deze kleine terugblik in onze budgettaire geschiedenis?
Twee lessen die ik trek:
1) Belastingverminderingen moeten budgettair neutraal zijn en worden gefinancierd met interne verschuivingen binnen de fiscaliteit ofwel door bijkomende besparingen. Alleen rekening houden met terugverdieneffecten slaat gaten in de begroting.
2) Begrotingsevenwicht en primaire surplussen zijn noodzakelijk om
– onze torenhoge staatsschuld af te bouwen tot 60% in 2030, hetgeen een schuldafname veronderstelt van 2% per jaar.
In 2017 was dit het geval maar dit moet elk jaar worden behaald wat niet het geval was in 2016 en ook niet in 2018 en 2019 waar de schuldreductie maar 1,2% bedraagt.
– ons te behoeden voor de budgettaire kostprijs van nieuwe rentestijgingen (impliciet rente van 2,3% in 2018).
– om onze vergrijzingskosten te kunnen opvangen.
Pleiten voor begrotingsevenwicht is niet langer in bij de politieke partijen van meerderheid en oppositie, de ondernemerskringen, de vakbonden zelfs bij academici zoals De Grauwe en Moesen die pleiten voor het loslaten van de begrotingsdicipline. Volgens deze professoren doet de Regering er beter aan te investeren en de economie te stimuleren i.p.v. begrotingsevenwicht na te streven. Ik ben het hiermee oneens. Onze economische groei wordt bepaald door de export de consumptie en de private investeringen niet door overheidsconsumptie. Besparingen van 0,5% van het BNP in de overheidssector zal onze economie niet kapot maken. Integendeel. Nederland bewijst dat ondanks zware besparingen de economische groei hoger ligt dan hier.
De begrotingstekorten van vandaag zijn de belastingverhogingen en besparingen van morgen. Ons land mag de saneringsinspanningen niet afzwakken.
In de commissie Financiën hadden we hierover een boeiende bespreking aan de hand van rapporten van het Rekenhof en de Europese Commissie. Hieruit kunnen de volgende lessen worden getrokken:
– 2017 kende een forse tekortreductie omwille van de gunstige evolutie van de ontvangsten vnl. omwille van de hogere werkgelegenheid (100.000 jobs op 2 jaar tijd) en de hogere bedrijfswinsten.
De ontvangsten stegen globaal met 6,1% (boven de voorziene 5,8%) vnl. de bedrijfsvoorheffing, de voorafbetalingen van de bedrijven en de roerende voorheffing.
De opbrengsten van een aantal nieuwe kapitaalbelastingen. Kaaiman, vastgoedbevaks, fiscale regularisatie vielen tegen maar netto was de rekening van de ontvangsten positief.
– de primaire uitgaven zullen in de periode 2014-2018 terugvallen van 52% van het BBP naar 49,5% in 2018, of met ruim 10 miljard. De uitgavenstijging bedroeg in die periode 0,3% merkelijk beneden de economische groei.
In tegenstelling met hetgeen de oppositie beweert heeft deze uitgavenreductie niet geleid tot sociale afbraak. Integendeel. De gestegen welvaartsenveloppe, het optrekken van de minimumpensioenen, de stijging met 3% van lage lonen van 1500 euro bruto door de taxshift, het respecteren van de wettelijke groeinorm in de ziekteverzekering. Het Rekenhof berekende dat het begrotingssaldo in de sociale zekerheid positief is met 208 miljoen euro en de begrote uitgaven in de sociale zekerheid in 2017 met 2 miljard zijn gestegen tot bijna 100 miljard.
Geen ontmanteling van onze sociale zekerheid in deze begroting.
De indexsprong en de verminderde sociale bijdragen hebben samen met de economische herleving geleid tot 200.000 jobs. In 2018 zal de koopkracht (reëel beschikbaar inkomen) met 2% stijgen en de taxshift met de werkbonus en de herziene belastingschalen (30% verdwijnt) dragen hiertoe bij. De arbeidsmarkt wordt flexibeler.
In feite zou de oppositie hierover zeer gelukkig moeten zijn!
Krijgt deze Regering een gele kaart van de Europese Commissie? Worden de afwijkingen beschouwd al significant en niet conform de regels van het stabiliteitspact?
De Europese Commissie stelt dat het structurele tekort van België in 2018 licht zal toenemen met 0,1% terwijl de Regering een structurele reductie voorziet van 0,3%. De Commissie stelt dat 2017 een beter jaar was maar vreest dat 2018 en 2019 slechter zullen worden.
Hun verklaring is dat de opbrengst van een reeks nieuwe belastingen ook in 2018 niet het verhoopte rendement zal opbrengen en 0,2 à 0,3% niet gefinancierde taxshift. De Europese Commissie vindt dat het saneringsritme is afgezwakt.
Uit de bespreking is gebleken dat de Europese Commissie en de Belgische Regering een andere interpretatie geven aan het begrip “structureel” tekort en output gap.
Dit moet worden uitgeklaard ook inzake primaire uitgaven waar de Europese Commissie een uitgavenstijging verwacht in 2018 van 0,5% (ongeveer 2 miljard) boven de uitgavennorm van 1,6% zoals deze is gedefinieerd in 2016. De uitgaven benchmark is onduidelijk en de Europese Commissie en de Belgische Regering moeten hierover overleggen zodat ze met eensluitende definities komen. De Hoge Raad heeft de opdracht hierover een methodologie te ontwikkelen want in die primaire uitgaven zitten ook de gemeenten/gewesten, de sociale zekerheid en de nieuwe discretionaire inkomstenmaatregelen die immers nieuwe uitgaven kunnen financieren.
De Regering mag haar saneringsinspanningen niet verzwakken. De opbrengsten van de nieuwe belastingen zijn een risicofactor zowel voor het Rekenhof als de Europese Commissie die pleiten voor meer transparantie o.m. inzake de Kaaimantaks, de effectenrekening, de fiscale regularisatie. Ook in verband met de vennootschapsbelasting wordt gewezen op de budgetneutraliteit.
Het is nog niet het moment om grote verkiezingsbeloften te doen. Er is nog 5 à 6 miljard te gaan voor het begrotingsevenwicht, dat we niet mogen loslaten.
De vlaktaks (14 miljard), de nieuwe hervorming van de personenbelasting zoals aangekondigd door de Minister van Financiën, de welvaartsgarantie van de Groenen, de 4-dagen week van de PS. Wij zijn nog niet in verkiezingscampagne. Deze Regering is op de goede weg maar mag de rol niet lossen. Het economisch herstel is broos en onze begroting bevat talrijke risico-factoren.
Onze fractie zal met deze ingesteldheid de begroting 2018 goedkeuren.