Gisteren gaf ik in een lezing aan de UHassselt over de dual income tax en de financiële duurzaamheid van het federale begrotingsbeleid
RECHTVAARDIGE FISCALITEIT ALS ONDERDEEL VAN EEN FINANCIEEL DUURZAAM BEGROTINGSBELEID
Dual income tax
Een ruimer fiscaal project waaraan mijn partij al enige tijd werkt is de dual income tax. De essentie van die fiscale hervorming kan je vatten in twee woorden: rechtvaardigheid en vereenvoudiging. Vandaag hebben wij een bijzonder complex belastingsysteem. En ondanks alle mooie woorden en bedoelingen wordt het jaar na jaar alleen maar complexer. Bovendien bevat ons belastingsysteem een fundamentele onrechtvaardigheid: sommige vormen van inkomsten worden wél belast en andere niét. Zo zijn er wel lasten op de intresten van spaarrekeningen en kasbons, maar niét op de meerwaarden op aandelen.
Waar we daarom naartoe moeten, is een “dual income tax”. Dit is een belastingstelsel waarbij alle belastbare inkomsten worden onderverdeeld in twee groepen, ook boxen genoemd, en verschillend worden belast. De eerste box bevat alle inkomsten uit arbeid en sociale tegemoetkomingen, zoals lonen, pensioenen en uitkeringen. Die inkomsten worden progressief belast, zoals vandaag al het geval is. De tweede box bevat alle inkomsten uit kapitaal in de brede zin, zoals onroerende en roerende inkomsten, en ook meerwaarden. Die inkomsten worden proportioneel belast, wat vandaag het geval is voor de roerende inkomsten maar niet voor de onroerende inkomsten en de meerwaarden.
Elke soort inkomsten valt in één van beide boxen. De inkomsten worden dus niet dubbel belast. In beide boxen gelden een verschillend belastingtarief en een verschillende voetvrijstelling. Een negatief inkomen (verlies) in de ene box kan niet worden verrekend met een positief inkomen (winst) in de andere box. Beroepsinkomsten uit een zelfstandige activiteit worden opgesplitst in een onderdeel arbeidsinkomsten en een onderdeel kapitaalinkomsten. De arbeidsinkomsten worden belast in box 1 en de kapitaalinkomsten in box 2.
In Noorwegen, Finland, Zweden, Denemarken en Duitsland bestaat het al. En in de zomer van 2014 heeft de Hoge Raad voor Financiën, een rapport gepubliceerd waarin het voorstel wordt geformuleerd om ons belastingstelsel te structureren volgens de principes van een “dual income tax”. Dat zou een logische stap vooruit zijn in de evolutie van onze personenbelasting. We zijn geëvolueerd van een globale belasting op het geheel van persoonlijke inkomsten in de jaren 60 naar een model waarbij steeds meer inkomsten afzonderlijk worden belast vandaag. Denk maar aan interesten en dividenden, en meerwaarden op onroerende goederen.
Nu kan je je de vraag stellen waarom we het niet nog eenvoudiger zouden maken met een vlaktaks waarbij alle inkomsten exact hetzelfde worden belast. Wel, het probleem is dat je dan veel minder kan herverdelen. Bij een dual income tax behoud je nog steeds de mogelijkheid om via de progressiviteit in de personenbelasting een herverdeling naar lagere lonen, pensioenen en uitkeringen te organiseren en dus oog te hebben voor zij die zwakker staan in onze samenleving. Daarnaast zou een vlaktaks onrechtvaardig zijn. Binnen een dual income tax worden arbeidsinkomsten en vermogensinkomsten net fiscaal verschillend behandeld omdat op die manier rekening wordt gehouden met het feit dat geld door inflatie minder waard wordt naarmate de tijd verstrijkt. Dat speelt niet bij arbeidsinkomsten.
Een veelgehoorde vraag is of de dual income tax niet vooral de middenklasse treft. Dankzij onderzoek van de Universiteit van Antwerpen weten we dat de tien procent meest vermogende Belgen het overgrote deel van de beursgenoteerde aandelen (85 procent), obligaties (86 procent) en vastgoed naast de eigen woning (65,5 procent) in bezit heeft. Andere vormen van vermogen zijn sterker gedemocratiseerd, zoals de eigen woning, spaartegoeden en pensioensparen of levensverzekeringen, waar de rijkste tien procent van de Belgen respectievelijk ‘slechts’ 24 procent, 45,6 procent en 28,4 procent van bezit. Dat zijn niet toevallig soorten vermogen waarvan de opbouw sterk fiscaal wordt bevoordeeld.
Deze cijfers illustreren zeer duidelijk dat de dual income tax niet gericht is op de middenklasse. De eigen woning, spaartegoeden, en fiscaal gestimuleerd pensioensparen en levensverzekeringen die gelijker zijn verdeeld over de bevolking, worden niet beoogd. Aandelen en extra vastgoed die vooral in handen zijn van de tien procent rijkste Belgen, worden wel geviseerd. Die vermogenscomponenten belasten, loopt dan ook het minste kans om de middenklasse te treffen. Daarnaast voorziet ons plan in verschillende maatregelen die bijkomende garanties bieden dat de dual income tax de middenklasse niet treft. De dual income tax moet dan ook vooral zorgen voor een nieuw evenwicht waarbij meer vormen van inkomsten worden betrokken in de belastingheffing en op die manier ook kunnen bijdragen tot de financiering van onze samenleving.
Vennootschapsbelasting
Enkele maanden geleden heeft de Minister van Financiën een plan tot hervorming van de vennootschapsbelasting op tafel gelegd. Internationale ontwikkelingen dwingen ons ertoe om de ondernemingsfiscaliteit in ons land fundamenteel te herbekijken. Er zijn niet alleen de acties van de OESO en de Europese Commissie om de belastbare grondslag te beschermen en winstverschuivingen te vermijden, er is ook de aanhoudende opeenvolging van aankondigingen en realisaties van hervormingen inzake vennootschapsbelasting dichtbij en veraf. In die context betekent stilzitten veelal achteruitgaan. De vraag is echter op welke manier je die uitdaging aangaat. Het is onze overtuiging dat de loonkosten in ons land de grootste uitdaging zijn en blijven om investeringen en tewerkstelling te verzekeren. Dit blijft voor ons dan ook het belangrijkste aandachtspunt bij elke fiscale hervorming.
In dit kader is mijn partij een voorstander van een hervorming van de vennootschapsbelasting, maar net zoals dat het geval was voor de tax shift moeten een aantal belangrijke randvoorwaarden worden vervuld. Daartoe hebben wij zeven toetsstenen ontwikkeld:
De hervorming moet budgetneutraal zijn, eventuele terugverdieneffecten dienen voor de sanering van de begroting. Wij hadden veel vraagtekens bij de budgetneutraliteit van het oorspronkelijke plan van de Minister van Financiën, maar zijn blij dat zijn plan doorheen het politiek proces systematisch wordt bijgestuurd rekening houdende met onze opmerkingen in dat verband;
De hervorming moet in de eerste plaats KMO’s ondersteunen, want zij vormen de aanzet tot ondernemerschap en de hoeksteen van onze economie. Daarnaast mogen zelfstandigen actief binnen een eenmanszaak niet uit het oog worden verloren;
De hervorming moet rechtvaardig zijn, wat betekent dat ook na de hervorming iedereen een billijke bijdrage blijft leveren tot de overheidsfinanciën en gekende ontsnappingsroutes zoals patrimoniumvennootschappen en vruchtgebruikconstructies definitief worden gesloten. Ook de recent op Europees niveau goedgekeurde Anti Tax Avoidance Directive moet voluit worden benut;
De hervorming moet de positie van België verbeteren op het vlak van competitiviteit en innovatie. Het afschaffen van de notionele interestaftrek past niet in dat kader, zeker niet nu de Europese Commissie de notionele interestaftrek integreert in één van haar grootste fiscale hervormingsplannen ooit, onderzoekers van het IMF wereldwijd oproepen tot de invoering ervan, en ons omringende landen zoals Italië, Zwitserland en Denemarken de notionele interestaftrek hebben ingevoerd, gaan invoeren of overwegen om dat te doen;
De hervorming moet leiden tot tewerkstellings- en investeringseffecten. In dat verband wil mijn partij de hervorming gebruiken als hefboom om een bijkomende inspanning te leveren inzake loonlastenverlaging, zoals eerder aangegeven voor ons een absolute prioriteit;
De hervorming mag niet leiden tot toenemende vervennootschappelijking, wat wil zeggen dat mensen om fiscale redenen niet mogen worden gedwongen om te ondernemen in de vorm van een vennootschap, ook ondernemerschap binnen een eenmanszaak moet voldoende aantrekkelijk blijven;
De hervorming mag niet leiden tot bijkomende lasten voor Entiteit II, wat het gevolg zou kunnen zijn van toenemende vervennootschappelijking vermeld onder het zesde punt, gemeenten en gewesten krijgen dan minder aanvullende belasting op de personenbelasting en moeten noodgedwongen op zoek naar alternatieve middelen.
Tot op heden zijn meerdere van bovenstaande elementen niet of onvoldoende aanwezig om ons akkoord aan het plan van de Minister van Financiën te verlenen. Het is nu wachten op een initiatief van de Premier om te zien hoe dit dossier verder zal evolueren.
Meerwaardebelasting
Tijdens de onderhandelingen over de hervorming van de vennootschapsbelasting heeft mijn partij een voorstel tot invoering van een meerwaardebelasting op aandelen in de personenbelasting op tafel gelegd. Dergelijke meerwaardebelasting vormt een logisch sluitstuk van een coherent inkomstenbelastingstelsel. Er zijn immers vier mogelijkheden om ondernemingswinsten richting het privé-vermogen te brengen:
Een uitkering van een bezoldiging wat als beroepsinkomsten wordt belast;
Een uitkering van een dividend wat normaal wordt belast aan binnenkort 30%, doch onder bepaalde voorwaarden bij KMO’s nog steeds aan 15%;
De stopzetting van de onderneming wat normaal wordt belast aan binnenkort 30%, doch onder bepaalde voorwaarden bij KMO’s nog steeds aan 10%;
De verkoop van de aandelen van de onderneming in welk geval een meerwaarde wordt gerealiseerd die vandaag helemaal niet wordt belast.
Het is die laatste poort die wij in het kader van de hervorming van de vennootschapsbelasting wensen te sluiten. Als de belastingdruk in de vennootschapsbelasting daalt is het logisch om de winstoverdracht naar het privévermogen, de zogenaamde communicerende vaten in de personenbelasting, aan te scherpen. De sterke algemene daling van het tarief van de vennootschapsbelasting leidt immers tot een impliciete, maar automatische, stijging van de waarde van de vennootschappen. Deze waardetoename ten gevolge van een fiscale maatregel, creëert een passend kader voor een veralgemeende toepassing van de belasting van meerwaarden op aandelen.
In het kader van de uitwerking van de dual income tax werd reeds grondig nagedacht over dergelijke meerwaardebelasting. Dat is ook de reden waarom ons voorstel voorziet in heel wat uiteenlopende modaliteiten, wat sommigen snel als complex zijn gaan beschouwen. Daarmee wil ons voorstel zich onderscheiden van de verguisde speculatiebelasting, ook een vorm van meerwaardebelasting maar, in tegenstelling tot wat velen beweren, geen uitvinding van mijn partij. Ik kan enkel vaststellen dat ons voorstel niet noodzakelijk complexer is dan meerwaardebelastingen in andere landen.
Laten we even dieper ingaan op de modaliteiten:
Het toepassingsgebied betreft aandelen en daarvan afgeleide producten zoals opties, warrants en andere financiële instrumenten, al dan niet beursgenoteerd. Beleggings- en verzekeringsfondsen met minimale spreidingsregels worden niet geviseerd. Hetzelfde geldt voor starters- en KMO-aandelen. We belasten enkel meerwaarden op aandelen van grote ondernemingen. Concreet gaat het over 8.000 tot 12.000 van de 385.000 Belgische vennootschappen. Zij die op de barricaden staan te schreeuwen dat elke ondernemer zal worden getroffen, hebben dus ongelijk;
Het tarief van 33% bij de speculatiebelasting wordt vervangen door een tarief van 30% bij de meerwaardebelasting. Dit tarief wordt zelf niet afgebouwd doorheen de tijd maar de belastinggrondslag wel waardoor de belastingdruk de facto daalt van 30% naar 0% over een periode van 30 jaar. Op die manier belasten we kortetermijnwinsten zwaarder dan langetermijnwinsten en wordt aan de belegger een soort risicovrij rendement gegeven, wat vaak wordt aanbevolen door economen. Merk op dat in de ons omringende landen geen dergelijk afbouw van de belastinggrondslag bestaat, daar moet te allen tijde belasting worden betaald op meerwaarden. Zij die kritiek hebben op de lange periode van afbouw van de belastinggrondslag, kijken dus best eens verder dan ons voorstel;
In tegenstelling tot de speculatiebelasting zijn kosten verbonden aan de aan- en verkoop van de aandelen, zoals makelaarskosten, wel aftrekbaar, niet de brutowinst maar de nettowinst wordt belast, waarmee wij het draagkrachtbeginsel binnen de personenbelasting respecteren;
In tegenstelling tot de speculatiebelasting worden hobbybeleggers niet geviseerd dankzij de voetvrijstelling van 50.000 euro per 10 jaar, een voetvrijstelling die we niet zelf hebben uitgevonden maar ook in Luxemburg bestaat. Zo’n voetvrijstelling over een langere periode biedt het voordeel dat de belegger niet wordt gedwongen om jaarlijks aandelen te verkopen om zijn voetvrijstelling te benutten. Dankzij de spreiding over 10 jaar wordt hem net flexibiliteit geboden zodat hij zijn beleggingsportefeuille optimaal kan beheren. Bovendien moet hij al voor meer dan 110.000 euro beleggen met een rendement van 5,3% om meerwaardebelasting te betalen. Zij die anders beweren verliezen uit het oog dat eerste de belastinggrondslag wordt afgebouwd en vervolgens pas de voetvrijstelling wordt toegepast om de meerwaardebelasting te berekenen;
Ons voorstel voorziet in een herinvesteringsvrijstelling, wat betekent dat geen belasting moet worden betaald indien de verkoopprijs worden geherinvesteerd in bepaalde KMO- en startersaandelen. Op die manier zorgen we meteen ook voor een investeringsimpuls in startende en groeiende ondernemingen;
In tegenstelling tot de speculatiebelasting zijn minderwaarden aftrekbaar en vijf jaar overdraagbaar, waardoor wij het draagkrachtbeginsel binnen de personenbelasting opnieuw respecteren;
Historische meerwaarden worden niet belast, enkel de aangroei van meerwaarden vanaf de inwerkingtreding van de maatregel. We respecteren hiermee duidelijk het verleden, wat bijvoorbeeld niet het geval is bij het voorstel van meerwaardebelasting op aandelen in de vennootschapsbelasting zoals voorgesteld door de Minister van Financiën, daarin worden ook historische meerwaarden geviseerd;
We werken met een bevrijdende bronbelasting waar mogelijk. Op die manier zijn we zeker dat de belasting wordt geïnd en dat administratieve lasten in hoofde van de belastingplichtige zoveel mogelijk worden beperkt;
Tot slot voorziet ons plan in bijzondere mechanismen om te vermijden dat mensen de meerwaardebelasting kunnen ontwijken door de aandelen onder te brengen in een beleggingsvennootschap of door te vluchten naar het buitenland.
Zoals u samen met mij kan vaststellen is ons plan niet zo ondoordacht als sommigen wensen te doen uitschijnen. Feit is dat ons voorstel van meerwaardebelasting perfect past in een hervorming van de vennootschapsbelasting en, naar analogie met onze voorstellen rond de tax shift en de dual income tax, een bijdrage levert aan rechtvaardige fiscaliteit ongeacht de manier waarop de aangroei van het privé-vermogen wordt gerealiseerd.