Tindemans

Als men mij vraagt voor welke christendemocratische politicus ik het meest bewondering heb en wie mij het meest heeft bezield, is mijn antwoord sinds 40 jaar: Leo Tindemans.

Zijn boodschap aan jongere politici was: de christendemocratie is een keuze, een engagement, een houding in de tijd, een politieke optie die een leven tekent. Wie dat niet ervaart, blijve best weg.

Het overlijden van Leo Tindemans doet mij terugdenken aan de periode waarin ik het meeste contact met hem had als CVP-Jongerenvoorzitter in de jaren 1977-1982. Tindemans kende goed onze familie. Hij volgde mijn vader Vic Van Rompuy op als economist op de studiedienst van de CVP, toen deze met onze familie naar Congo trok om les te geven aan de universiteit van Lovanium. Herman werd in 1975 adviseur van eerste minister Tindemans op aanraden van Jan Huyghebaert, die toen voorzitter was van de CVP-Jongeren en als Antwerpenaar met hem goed bevriend was.

Op het congres van Blankenberge (16 oktober 1977) werd ik in opvolging van Jan Huyghebaert verkozen tot voorzitter van de CVP-Jongeren. In mijn maidenspeech viel ik scherp uit tegen het communautaire Egmontpakt maar reageerde ook kritisch op een uitspraak van eerste minister Tindemans waarin hij zich erg sceptisch uitliet over de jongere generatie: “In mijn tijd droomden wij van vooruitgang, expansie en wetenschap, van Bismarck en Cavour; deze generatie denkt slechts aan brugpensioen, abortus en subregionalisme.”. Tindemans verweet de jongeren een gebrek aan grote politieke en ideologische thema’s en aan wil om de wereld te veranderen. We zouden een generatie zijn van “berusting, a-politiek, alleen bekommerd om zichzelf”. Kortom een ‘ lost generation’.

In mijn eerste politieke toespraak nam ik de handschoen op en verklaarde dat “ de economische crisis met de stijgende jeugdwerkloosheid de jongeren angstig maakte en de grote ideologische schema’s van links en rechts hadden afgedaan. De laatste echt politieke generatie van mei ’68 is volkomen mislukt. Aan de CVP en de CVP-Jongeren om deze leegte op te vullen. Het wordt onze historische uitdaging de eerste generatie te zijn die de economische crisis kan overwinnen zonder de democratie overboord te gooien”.

Na mijn toespraak kwam Tindemans mij feliciteren en vond dat het inderdaad de grootste uitdaging, ook van zijn generatie, was om de economische crisis en de jeugwerkloosheid aan te pakken maar dat in zijn regering de partijvoorzitters enkel bezig waren met het Egmontpakt en de communautaire problemen.

Zijn vrees werd bewaarheid want het Egmontpakt beheerste de Belgische politiek in de jaren 1977-1980 zodat het sociaal-economisch beleid helemaal in de verdrukking kwam en het budgettair en tewerkstellingsbeleid in een totaal immobilisme belandde. De stemmingen over de staatshervormingen werden zelfs gekoppeld aan stemmingen over de begrotingen in het Parlement waardoor de staatsschuld explodeerde.

Als CVP-Jongerenvoorzitter en Vlaams-Brabander was ik trouwens ook  niet gelukkig met dat Egmontpakt en had ik er scherpe kritiek op. In tegenstelling tot CVP-voorzitter Wilfried Martens nam Tindemans het de CVP-Jo niet kwalijk dat we publiek stelling namen tegen dit communautaire akkoord. Op het partijbureau van de CVP voelde iedereen aan dat hij zware bedenkingen had en dit leidde tot grote spanningen met Wilfried Martens en de andere partijvoorzitters. Tindemans sprak er met mij nooit over maar uit zijn lichaamstaal wist ik dat we op dezelfde golflengte zaten. Toen ik in september 1978 pleitte voor nieuwe (vervroegde) verkiezingen sprak hij mij tot grote woede van Martens niet publiek tegen. In oktober hield hij zijn beroemde rede “ ik ga naar de Koning”. Ik was hierdoor niet verrast.

Ik had een enorm ontzag voor Tindemans en heb hem steeds aangesproken als ‘mijnheer de eerste minister’. Die afstandelijkheid heb ik heel zijn leven bewaard en ik behoor zeker niet tot zijn vrienden zoals Herman of Huyghebaert. Hij bleef voor mij een politicus “hors catégorie”.

Het Egmontpakt is hem in de Belgische politiek fataal geworden en hij is nooit meer eerste minister geworden  omdat hij in de ogen van de toenmalige partijvoorzitters woordbreuk had gepleegd. Binnen de partij kozen de meeste ministers van de regering Tindemans en de standen ( vooral ACW) het kamp van Martens en ontstond de tweespalt Tindemans – Martens. Ik behoorde met Herman tot het kamp Tindemans maar wij waren als CVP-Jongeren fier als Tindemans-boys door het politieke leven te gaan!

Tindemans was intussen CVP-voorzitter geworden, ook met de steun van de CVP-Jongeren. In de Magdalenazaal riep ik in april 1979 onder luid applaus “ we zijn de hetse tegen Leo Tindemans kotsbeu” (een zinnetje dat Herman had toegevoegd aan mijn toespraak op het CVP-congres).

Bij de start van de Europese verkiezingen hield Tindemans tijdens zijn toespraak op het Euroforum van de CVP-Jongeren (mei 1979) in Meise totaal onverwacht een brief uit zijn binnenzak die hij voorlas en waarin Antoinette Spaak (voorzitster van het FDF) hem vroeg mij het zwijgen op te leggen en te censureren. Spaak nam het niet dat ik in een interview in DE NIEUWE had geëist dat het FDF uit de regering Martens zou worden gezet. Tindemans zei dat hij nooit zou aanvaarden dat de voorzitter van de CVP-Jo de mond werd gesnoerd en alludeerde op Wilfried Martens die ook als Jongerenvoorzitter van zijn freedom of speech gebruik maakte om zijn manifesten over progressieve frontvorming en pluralistische school te lanceren.

De dag daarop titelde alle kranten dat Tindemans instemde met het “FDF buiten” hoewel hij dit formeel niet had gezegd maar “ à bon entendeur”… In de franstalige pers werd ik vanaf dat ogenblik bestempeld als de spreekbuis van Tindemans. En ook in Knack (  Frans Verleyen) en De Morgen (Paul Goossens) werd dit dubbelspel van Tindemans aangerekend als totaal deloyaal ten aanzien van de regering Martens. Johan Anthierens stak nog een tandje bij en noemde mij “ de driftkikker van Tindemans”, wat ik nog altijd als een eretitel beschouw…

Als eerste opvolger van de CVP-EVP-lijst heb ik de kans gekregen om de fameuse Europese campagne mee te maken die Tindemans voerde naar de bijna 1 miljoen stemmen en de CVP naar 49% met 7 Vlaamse zetels op de 13. Ik mocht op alle meetings na Will Tura spreken en een kwartier voor Tindemans in overvolle zalen en tenten. Nooit heb ik zo’n entoesiasme meegemaakt als op deze meetings. Tindemans sprak met vuur over Europa in een voor iedereen begrijpelijke taal. Hij repte nooit een woord over de Belgische politiek maar iedereen had in zijn achterhoofd zijn liquidatie uit de Belgische politiek als eerste minister en als populairste politicus. Hij eindigde vaak met het statement: “speak for Flanders”, hetgeen hem wellicht tienduizenden stemmen opleverde van Vlaamsgezinden na het einde van het Egmontpakt.

Zelf haalde ik 70.000 stemmen in het zog van Tindemans (in 1981 werd ik in opvolging Europees parlementslid) en was ik definitief gelanceerd in de Belgische politiek.

Op dit elan slaagde ik erin op het CVP-congres op de Heyzel in december 1979 een amendement op de congresteksten over de staatshervorming te laten stemmen, waardoor Brussel geen volwaardig derde gewest mocht worden en het FDF de facto uit de regering moest treden. Aan Tindemans werd verweten dat hij de CVP-Jo hun gang had laten gaan en niets had ondernomen om de stemming te beletten: “Tindemans refuse de prendre position”.  Martens verklaarde die avond aan Hugo Camps in het Belang van Limburg dat ik een “demagoog was met vreemde praktijken”. De dag daarop werd er in het partijbureau geen woord over gerept maar enkele weken later lag het FDF buiten. In tegenstelling tot hetgeen in de pers werd beweerd, heb ik hierover met Tindemans nooit gesproken maar zijn stilzwijgen sprak boekdelen.

Na  de staatshervorming van 1980 ( waarin het ontstaan van het Brussels Gewest werd uitgesteld, tot groot ongenoegen van het FDF) kwamen de sociaal-economische problemen eindelijk aan bod. De regering Martens slaagde er niet in om de slagkracht van de economie te herstellen en de nodige herstelmaatregelen te nemen. De CVP-Jongeren gingen fel van leer tegen het “malgoverno” dat een steeds stijgende jeugdwerkloosheid en een groeiende budgettaire schuldenlast met zich bracht, waardoor een hypotheek werd gelegd op de toekomst van de  jongere generaties. Op een CVP-congres was ik hiertegen fel van leer getrokken en Wilfried Martens was furieus. Het ACV titelde zelfs in zijn ledenblad dat ik “ de grens van het toelaatbare had overschreden”.

Enkele weken later kwam Tindemans naar de nationale Raad van de CVP-Jo en hield een scherpe toespraak over de noodzaak van een drastisch herstelbeleid. Hij citeerde hierbij een Duitse filosoof die stelde: “ Die Wirtschaft ist unser Schicksal – de economie zal ons lot bepalen”.

De titel van zijn toespraak was : “Tindemans reikt de jongeren de hand” en riep op tot mobilisatie  in “clubs” van jongeren die zijn Manifest zouden bespreken en aanzetten tot actie. Hij verwees ook naar mijn toespraak bij mijn aantreden als CVP-Jongerenvoorzitter waarin ik stelde dat deze generatie een “lost generation” zal zijn als er geen fundamentele ommezwaai komt in het beleid.

Tindemans was evenwel onmachtig om in de regering met de socialisten dit beleid concreet gestalte te geven. Dat was voor hem zichtbaar een bittere frustratie. Hij was superpopulair maar kon zijn ideëen niet waar maken. Hij had gezag maar geen macht meer.

In april 1981 diende Wilfried Martens zijn ontslag in nadat zijn noodplan in de regering niet werd aanvaard. Eyskens probeerde nog enkele maanden de ommekeer te bewerkstelligen maar ook hij faalde. Nog meer dan het falen op het communautaire vlak heeft  het economisch wanbeleid van de periode 1979-1981 Tindemans fel getekend. Het is een wonde die bij hem nooit is geheeld, temeer daar de CVP bij de verkiezingen in 1981 terugviel van 49%  naar 31% , een terugval waar we ons eigenlijk nooit van hebben hersteld.

Zijn JET-plan van 1981 ( jeugd, economie, toekomst) werd de basis van de herstelregeringen Martens maar zijn bijdrage hiertoe is steeds onderbelicht gebleven.

In de jaren daarop had ik nog weinig contact met Tindemans. Hij kwam trouwens bijna nooit tussen over de binnenlandse politiek en de economische en budgettaire kwesties.

Mijn laatste contact dateert van 25 mei 2011 toen hij mij eigenhandig een briefje stuurde (met de pen in zwarte inkt geschreven) :

Beste Erik, waarde vriend,

Ik wil u uit ganser harte bedanken voor uw reactie op het interview dat ik toestond aan de Morgen. Ik was ook gelukkig met wat u zei op de TV in de discussie met Rik Torfs. Door uw boodschap en stellingname worden de vriendschapsbanden tussen  de Van Rompuy’s en de Tindemansen nog steviger. Op hoop van zege voor de politieke orthodoxie.

Leo Tindemans

 

Mijn weblog van 23 mei 2011 over de WAARDEN VAN TINDEMANS vindt u hieronder. Bij zijn overlijden werpt deze tekst een goed licht op zijn inzichten en denken als politicus en mens. Vaarwel, mijnheer de Eerste Minister.

“Als men mij vraagt voor welke Belgische politicus ik het meest bewondering heb, is mijn antwoord al sinds meer dan 35 jaar: Leo Tindemans. Tindemans zat als Eerste Minister op de eerste rij bij mijn maidenspeech als nationaal CVP-Jongerenvoorzitter op het Congres in Blankenberge in oktober 1977. Hijzelf was bij de stichters van de CVP-Jo in de jaren vijftig en was er nationaal ondervoorzitter van geweest. Hij hechtte veel belang aan de CVP-Jo als politieke leerschool en “als levend geweten van de Vlaamse christendemocratie”. CVP-Jongeren waren voor hem “studie, actie en overtuiging”. Jongeren vonden destijds hun weg naar de CVP via de gemeentepolitiek, de sociale bewegingen en vooral via de Jongerenbeweging.

Als nationaal voorzitter van de CVP-Jo mocht ik in de sporen treden van latere CVP-partijvoorzitters als Wilfried Martens en Frank Swaelen en Tindemans waakte er later als CVP-Voorzitter over dat wij als Jongeren onze autonomie en spreekrecht konden bewaren t.a.v. de moederpartij. Nooit gaf hij commentaar op onze standpunten maar hij zei ons vaak dat “politiek een serieuze zaak was en standpunten steeds moesten worden onderbouwd en gebaseerd op een christendemocratische grondovertuiging”.

Toen ik dit weekend het interview met Tindemans in De Morgen Zeno las erkende ik hierin mijn boegbeeld als de man met een overtuiging, een oprechtheid en een bezieling die ik nadien in mijn partij niet meer heb teruggevonden. Tindemans wordt volgend jaar 90, geeft nog zelden interviews maar als hij spreekt slaat hij nog steeds nagels met koppen. Zijn analyse van de jongste nota van het duo Torfs-Vervotte over de partijvernieuwing (“de essentie van CD&V is enerzijds,anderzijds”) is ontluisterend. “Ik erger mij als ik die nieuwe partijgenoten als Rik Torfs hoor. Hij zegt dat het wezen van de Christelijke Volkspartij erin bestaat dat we per definitie naar het compromis zoeken. Ik zeg: pas op voor een politicus die alleen maar over een compormis spreekt. Dat is een teken dat hij aan het proberen is zijn opvattingen buiten te dragen. Natuurlijk moet je op tijd en stond naar een compromis toewerken. Maar een politicus die het compromis voorstelt als een basishouding verbergt die niet dat hij weinig te zeggen heeft? Het zoeken naar een levenshouding lijkt niet meer zo belangrijk te zijn.”

Ik volg hier helemaal Tindemans: de christendemocratie moet meer zijn dan een werkmethode; het is een grondhouding over mens en maatschappij. Die vind ik bij de jonge generaties in CD&V al te weinig. Tindemans was van een generatie voor wie politiek een roeping was en geen beroep. “Nu zeggen jongeren die lid worden van een partij vlakaf: ik wil minister worden. Als dat binnen 4 jaar niet kan, ben ik weer weg. En op hun veertigste zijn ze uitgekeken op de politiek”.

Tindemans en Herman Van Rompuy werden voor het eerst minister op hun 46; nu is leeftijd en ervaring eerder een “handicap” in de politiek. De tijden zijn natuurlijk veranderd maar politici als Tindemans herinneren ons aan een aantal essentiële grondwaarden in de politiek. Hij besluit het interview met het verhaal van de komst van Herman Van Rompuy naar Edegem: “men vraagt mij om de Europese President in te leiden. Het is vrijdagavond en regende. In die zaal zat wel zeshonderd man. 600 voor een dorp als Edegem! Zonder een speciale attractie, zonder kluchtzanger of danseres.

Ik denk dus niet dat er een geheim is voor politiek succes. Mensen appreciëren oprechtheid en wie vecht voor een serieuse zaak.” (…) De publieke opinie reageert spottend en cynisch op het “zielig” spektakel in de Wetstraat. Ik stel mij evenwel meer en meer de vraag: is het onwil of onkunde? Tindemans heeft het steevast over “sérieux” in de politiek. Niemand vraagt naar staatslieden uit de vorige eeuw; hun tijd is voorbij. Maar we kunnen van hun waarheden nog steeds iets leren als het gaat over politieke moed, visie en daadkracht.”.