Maidenspeech na 40 jaar

Op 16 oktober 1977 werd ik verkozen tot nationaal voorzitter van de CVP-Jongeren. Deze maand is dit 40 jaar geleden.
Op het congres hield ik mijn maidenspeech in de politiek. Ik beloofde “voldoende bindingen en loyauteit te hebben binnen de structuren van de CVP, maar met de nodige onafhankelijkheid en agressiviteit om inhoudelijk steeds contestant te blijven”.

Na 40 jaar politiek ben ik fier steeds trouw te zijn gebleven aan deze ingesteldheid.

Inhoudelijk ging mijn toespraak over de economische crisis en de groeiende jeugdwerkloosheid, de ontsporing van de overheidsfinanciën, Europa, de communautaire problemen (het toenmalige Egmontpakt) en de positie van de jongeren in de samenleving.

Ik eindigde mijn toespraak met een optimistische boodschap: “wij zijn geen verloren generatie”. “ Beweren dat jongeren van vandaag een “lost generation” zouden zijn is ons onrecht aandoen. We hebben het alleen veel moeilijker en blijven overtuigd dat een groot sluimerend potentieel aan vitaliteit aanwezig is dat enkel een nieuw levensbewustzijn moet krijgen. Hieraan als CVP-jongeren te kunnen meewerken is een grote uitdaging”.

Ik hield mijn toespraak met een jeans en een leren jekker. Dat was rebels in die tijd.

De jaren bij de CVP-Jo blijven mijn mooiste jaren in de politiek. De thema’s van mijn toenmalige maidenspeech blijven bijzonder actueel. De tijden zijn veranderd maar mijn contestataire en strijdbare manier om politiek te bedrijven en mijn christendemocratische basisfilosofie over mens en samenleving zijn intact gebleven.

TOESPRAAK VAN ERIC VAN ROMPUY, NIEUW NATIONAAL VOORZITTER
VAN DE C.V.P.-JONGEREN

C.V.P.- Jongerencongres, Blankenberge 16 oktober 1977

Vooreerst dank ik namens de nieuwe bureauleden dit congres en de leden van de Nationale Raad voor het vertrouwen dat u in ons hebt gesteld. Enkele maanden terug zag het er niet naar uit dat de aflossing van de wacht in de CVP-Jongeren zo vlug zou geschieden, maar omstandigheden hebben er anders over beslist. We aanvaarden evenwel met enthousiasme dit mandaat, hoewel we er ons van bewust zijn dat het uiterst moeilijk wordt om deze briljante generatie op te volgen.
Onze taak wordt aanzienlijk verlicht door de uitstekende staat waarin de ploeg van Jan Huyghebaert de CVP-Jongeren hebben achtergelaten. Zowel op het vlak van organisatie als met onze 8900 leden zijn we nog steeds de krachtigste en best gestructureerde politieke jongerenorganisatie van Vlaanderen. Ook inzake doctrine en programma heeft het uittredend bureau baanbrekend werk verricht dat ongetwijfeld bepalend zal zijn voor de toekomst van de Jongerenbeweging en zelfs voor de toekomst van de partij. Voornamelijk onder impuls van de CVP-Jongeren heeft de CVP voor het eerst sedert 25 jaar een eigen sociaal-economische doctrine uitgewerkt, waarin progressieve ideeën als participatie in de onderneming en een rechtvaardige inkomensverdeling centraal staan. We vinden het alleen spijtig dat het uittredend bureau zijn afscheid niet kan vieren op het CVP-congres te Leuven over Voorspoed door Moed, want 16 december 1977 wordt de ware bekroning van vier jaar hard, vaak ondankbaar werk.

De vertrouwenscrisis waarin de jongeren zich in de periode 1971-1973 bevonden werd definitief overwonnen door de klare aflijning van het doel, de strategie en de ideologie van de CVP-Jongeren op het congres van Brussel in de winter van 1975. Daar stelden we dat de socialisten voor ons niet langer geprivilegieerde gesprekspartners waren en opteerden we i.p.v. voor een progressieve frontvorming met de BSP, resoluut voor een werking binnen de eigen partij. De CVP vormt ons formeel actiekader waarin de jongeren voldoende bindingen en loyaliteit moeten hebben om gehoor te vinden binnen de structuren van de partij, maar met de nodige onafhankelijkheid en agressiviteit om inhoudelijk steeds contestant te blijven.

In deze moeilijke periode is Jan Huyghebaert steeds de handige en kundige stuurman geweest die de beweging nodig had: gevierd spreker met een grote cultuur, fair, loyaal, hard als het moest, zacht als het kon, zal hij de geschiedenis van de CVP-Jongeren ingaan als een groot voorzitter, de levende verpersoonlijking van wat de CVP-Jongeren zijn.

Jan, nogmaals namens dit congres, beste dank en veel succes in uw verdere ongetwijfeld schitterende politieke carrière. Etienne Boonet en Willy Cortleven blijven respectievelijk als arrondissementeel en provinciaal voorzitter actief in de jongerenbeweging, terwijl we ook zeker blijven rekenen op de rijke ervaring van onze volksvertegenwoordigers Luk Vandenbrande en Lieven Lenaerts.

Carl Bevernage zullen we missen als de briljante hoofdredacteur van Radikaal maar Carl I Bond hopen we nog dikwijls te kunnen lezen in zijn interviews als hoofdredacteur van de 14-daagse vernieuwde ZEG. Tenslotte dank aan de nationale ondervoorzitter Herman Van Rompuy, die de pen hield van zoveel moties en congresteksten en die er in geslaagd is uit te groeien tot zowel de “éminence grise” als het “enfant terrible” van de CVP-Jongeren. Voor hem wordt het zeker geen “adieu” aan de politiek maar een “au revoir” “we see each other again”.

Maar een nieuwe generatie brengt ook nieuwe ideeën mee en een andere aanpak.

Uit de vele kontakten die ik de laatste maanden tijdens mijn Ronde van Vlaanderen met de arrondissementen heb gehad, meen ik de volgende krachtlijnen te mogen onderscheiden:
De CVP-Jongeren moeten terug wat meer slagkracht krijgen. De verjonging van de partij en de schitterende verkiezingsoverwinningen hebben meegebracht dat veel jongeren mandaten bekleden in CVP-besturen, in gemeenteraden en schepencolleges; tal van CVP-Jongeren werden de jongste jaren opgenomen in een ministerieel kabinet. In een eerste fase heeft dit ongetwijfeld geleid tot betere informatie en beïnvloeding van tal van beleidsbeslissingen. Maar me dunkt dat de tijd gekomen is om terug wat meer afstand te nemen, wat onafhankelijker op te treden t.o.v. de partij instanties. We hebben enthousiast meegewerkt aan de heropstanding van de partij sedert 1973 en zullen dit blijven doen. Mijnheer de Eerste Minister en Mijnheer de CVP-Voorzitter, we blijven uw beste militanten en we zullen de rangen opnieuw sluiten als het gaat om terug te winnen, maar het is onze taak door opbouwende kritiek en het formulieren van alternatieve voorstellen waakzaam toe te zien dat de CVP nooit meer vervalt in de zelfgenoegzaamheid die onze partij kenmerkte in de jaren ’60. De CVP-Jongeren hebben daarbij meer dan vroeger een contestataire opdracht vermits in het Belgische politieke leven praktisch geen oppositie meer werkzaam is. Onze functie van levend geweten van de partij kunnen we enkel vervullen, indien we ook op het persoonlijk vlak onafhankelijk kunnen staan t.o.v. ministers en partijleiders. Vandaar dit congresbesluit dat de functie van CVP-Jongerenvoorzitter niet langer verenigbaar stelt met het lidmaatschap van een ministerieel kabinet of een functie in de partijadministratie.

Tevens zullen we in de toekomst soms harder op de pedaal drukken teneinde de partij aan te sporen bepaalde van haar congresbesluiten ook in de praktijk om te zetten. Hierbij denken we in de eerste plaats aan de democratisering van de onderneming, een idee die in het CVP-verkiezingsprogramma is opgenomen maar waarover het regeerprogramma spijtig genoeg zeer vaag blijft.

Wat de interne organisatie van de CVP-Jongeren betreft dient meer aandacht besteed aan de plaatselijke werking en moet de band tussen de arrondissementen en de nationale leiding worden versterkt. Ook stellen we voor de redactieraad van Radikaal te regionaliseren teneinde de informatie beter te laten doorstromen en de participatie van de leden te bevorderen. Ook wachten we met spanning op de oprichting van de CVP-Jongerenwerkgroep Vrouw en Maatschappij.

Op het inhoudelijk vlak bestaat er vraag naar het bespreken van thema’s die specifiek jongeren aanbelangen. Gedacht wordt o.m. aan onderwijs, milieuproblemen welzijnszorg, cultuurpolitiek, jeugdraden en regionale thema’s zoals autostrades (A24) en kernenergie. Zoals ik straks zal pogen aan te tonen zijn we niet de generatie van de grote ideologieën, wel de generatie van de concrete actie. Vandaar dat we in de toekomst wat minder zullen congresseren maar meer ageren rondom bepaalde projecten waar ook jongeren kunnen betrokken worden uit andere organisaties. Ik doe hierbij een oproep tot onze vrienden uit de sociale organisaties, de K.A.J. en de Kat. Landelijke Jeugd, voor gezamenlijke acties rondom de thema’s die ik zojuist heb aangehaald. Alleen door samen iets te doen kan het zo noodzakelijk wederzijds vertrouwen groeien en zullen we in staat zijn onze beweging een meer sociale dimensie te geven. Binnen de eerst volgende maanden neemt het verkozen Nationaal Bureau zich voor de christelijke jongerenorganisaties uit te nodigen voor een groot colloquium en actieprogramma over de jeugdwerkloosheid, waar wij voorstellen zullen pogen te doen om voor 50.000 Vlaamse jongeren het meest elementaire recht in de samenleving te vrijwaren, m.n. het recht op arbeid.

We zijn er ons van bewust dat de jeugdwerkloosheid slechts kan worden opgelost in het kader van een algemeen tewerkstellingsbeleid, maar toch kunnen nu reeds een aantal specifieke discriminaties worden weggewerkt waarvan de jongeren op de arbeidsmarkt het slachtoffer zijn. Onze congresteksten van Gent i.v.m. Jeugdwerkloosheid kunnen in dat verband een vertrekbasis worden voor verdere actie. We verheugen ons over de invoering van het derde arbeidscircuit waarvan het peterschap ten onrechte door Spitaels wordt opgeëist. Als Ignace Lindemans en het ACV twee jaar terug dit voorstel lanceerden vond de heer Spitaels dit een waardeloos lapmiddel. Vandaar dat de CVP-Jongeren samen met onze vrienden uit de christelijke sociale organisaties nauwlettend moeten toekijken wat met dit circuit, dat ons jongeren aanbelangt, gaat gebeuren. In welke sektoren zullen de initiatieven worden genomen, in welke regio’s, wat zal het statuut van de jongeren zijn, hoe zal de aanwerving gebeuren? Het is een té belangrijke zaak om over te laten aan enkele Socialistische kabinetsleden; deze zaak gaat ons aan en we vragen dan ook de ruimst mogelijke inspraak! Hiermee zitten we dan volop in de politieke actualiteit.

We kijken met belangstelling uit naar de stichtingsvergadering van de Europese Volkspartij op 1 december te Brussel. Het wordt de aanloop tot de Europese verkiezingen waarvoor volgens de jongste enquêtes heel weinig interesse bij de jongeren bestaat. Het is dan ook onze taak volgend jaar door voorlichtingsavonden en studieweekends een bijdrage te leveren tot een betere bewustmaking van de Europese problematiek. Het gebrek aan belangstelling voor de opbouw van het verenigd Europa is echter begrijpelijk gezien de jarenlange crisis en stagnatie, waarin de Europese gemeenschappen zich bevinden. Hopelijk brengen de Europese verkiezingen terug de élan die ruimte zal creëren voor een relance van de Europese instellingen in de lijn van het rapport Tindemans.
We verheugen er ons over dat het aandeel van de CVP in de redactie van het ideologisch manifest van de E.V.P. aanzienlijk is geweest. De E.V.P. moet een ware volkspartij worden, d.w.z. klasse verzoenend, en mag zich geenszins laten opsluiten in gepolariseerde stromingen. Daarom zijn we enigszins bevreesd als we zien hoe Strauss en Kohl zich al te gemakkelijk op sleeptouw laten nemen door reactionaire krachten. Het is niet omdat een land 10 extremisten telt dat het land in twee blokken moet worden gesplitst.

In een Europa waarin de tendens tot polarisatie aanwezig is zowel in Frankrijk, Italië als West-Duitsland kan de E.V.P. een historische rol vervullen als ze haar roeping trouw blijft om een verzoenende rol te spelen in de samenleving. Alleen mits solidariteit en overleg tussen alle bevolkingslagen kan in Europa een oplossing worden gevonden voor de politieke en economische crisis.

Hoe belangrijk de Europese problemen ook zijn, toch zijn er bij ons nog de communautaire vraagstukken. Op het congres te Gent hebben de CVP-Jongeren het Brusselse luik van het Egmontpakt verworpen. We blijven het spijtig vinden dat op dit weinig democratisch voorbereid congres het geheel van het Gemeenschapspact te nemen of te laten was. We kunnen voor 95% instemmen met de vooropgestelde staatsstructuur, maar voor ons moest hiervoor te Brussel en randgemeenten geen prijs worden betaald. We weigeren evenwel op te stappen met het Egmontcomitee van Paul Daels en Clem De Ridder omdat dit comitee het geheel van de nieuwe staatsstructuur verwerpt. We zijn het volkomen eens met Martens en Schiltz dat het Egmontpakt geen federalisme met 3 inhoudt en vinden de formule van de Gewest- en Gemeenschapsraden een aanvaardbare weg om te komen tot reële Vlaamse autonomie.
Toch dringen we er nogmaals met de grootste aandrang op aan het Brussels luik van het Egmontpakt aan te passen aan wat leeft onder de Vlamingen van Brussel en Vlaams Brabant. We rekenen hierbij op onze parlementsleden. Voorzitter Martens heeft gezegd dat er geen gemechaniseerde Egmontstemmingen zullen komen in het Parlement, terwijl ook de Eerste Minister op het congres te Gent er bij de parlementsleden op aandrong mee te werken aan de uitwerking en eventuele verbetering van de teksten. Er bestaat dus blijkbaar nog interpretatieruimte en daarvan wensen wij gebruikt te maken om volgende drie fundamentele correcties aan het pakt voor te stellen:

A – het inschrijvingsrecht moet een uitschrijvingsrecht worden. Hiertoe is het nodig dat het inschrijvingsrecht éénmalig en uitdovend wordt; er mag in geen geval gemeentelijk stemrecht worden verleend in de Egmontgemeenten aan de gebruikers van het inschrijvingsrecht; de Vlaamse administraties in de Egmontgemeenten mogen geen hinder ondervinden van dit inschrijvingsrecht. (dit zou leiden tot verkapte administratieve faciliteiten).
B – De gemeenschapscommissies in de Brusselse gemeenten moeten mettertijd méér dan adviserende bevoegdheden krijgen, zoals reeds werd vooropgesteld door Staatssecretaris De Bondt. We eisen dat nu of mits een overgangsperiode de gemeenschapskommissies beslissingsbevoegdheid krijgen voor alle culturele en personaliseerbare materies, die budgettair en institutioneel kunnen afgelijnd worden.
Deze autonomie schaadt geenszins de Franstaligen en zal eindeloze betwistingen door beroep bij de Brusselse executieve vermijden.
C – De pariteit van de hoge functies in de gemeentelijke en gewestelijke administraties moet blijven bestaan, zo niet vervalt ook de nationale pariteit in de administratie en de regering.

Tenslotte dringen we aan op een aangepast grondbeleid in Vlaams Brabant, meer financiële middelen voor het N.C.C. en een versteviging van de Vlaamse economische macht in en rond Brussel.

Wat het sociaal economisch beleid betreft wens ik het volgende te verklaren.
Wanneer men mij zoals in de V.S. zou vragen wat de “State of the Union” is, zou ik zeggen dat zij niet goed is. Het alarmisme dat velen in de partij en de regering verkondigen is ten volle verrechtvaardigd. Het volstaat niet meer te zeggen dat de crisis internationaal is; België is er in menig opzicht slechter aan toe dan andere landen.

Wat zijn de feiten :
– de werkloosheid is sinds 1974 sneller gestegen dan in de ons omringende landen. Er is een probleem van werkwilligheid maar vooral van gebrek aan werkaanbiedingen. Er zijn 260.000 werklozen en 3.500 openstaande werkaanbiedingen;

– onze economie is volgens het Rapport Vandeputte de meest kwetsbare in het kader van de nieuwe internationale arbeidsverdeling. Vele bedrijven zullen een vierde jaar economische crisis niet meer overleven. Onze economische groei is sinds 3 jaar lager dan het gemiddelde van de E.E.G. landen. Ook volgend jaar zal dit het geval zijn;

– van de 3 landen met structurele begrotingstekorten nl. Italië, Groot-Brittannië en België zijn we het enige waarin de toestand verder blijft verslechteren. De manier waarop over de twee eerste landen wordt gesproken voorspelt niets goeds.In 1976 gingen in ons land meer arbeidsdagen door stakingen verloren dan in het zo misprezen Groot-Brittannië;

– onze handelsbalans vertoont angstwekkende tekorten ondanks de recessie en legt een hypotheek op de toekomst van de B.F.;

– in 2 jaar tijd gingen bijna 120.000 arbeidsplaatsen verloren in de industrie, in de rest van de particuliere sector werden er 20.000 geschapen. De staat diende tot 42.000 aanwervingen over te gaan opdat de toestand niet catastrofaal zou worden. Elkeen weet dat deze toestand niet kan verder duren op gevaar af dat iedereen in staatsdienst zal werken.

Dames en heren, Beste Vrienden, het dossier van de Belgische economie is gekend. Vlaanderen is er haast even slecht aan toe als Wallonië. Laten we het triomfalisme à la Vlerick en Vaast Leysen op dat gebied maar varen. De rapporten Van Houtte, Petit, Godeaux en Vandeputte waren duidelijk. De verantwoordelijkheid is groter naarmate men zich meer bewust is van de ware stand van zaken.

De weg vooruit is gekend. Het CVP-programma “Voorspoed door Moed” geeft klare wegen aan. We weten dat dit politieke moed vraagt, dat tegen de belangen- en drukkingsgroepen in zal moeten geregeerd worden. Dit congres heeft duidelijk gepleit voor een herstel van de autonomie van het politiek gezag. Tijdens de volgende drie à vier jaar zullen de fundamentele beslissingen dienen genomen te worden op het vlak van de openbare financiën, de industriële vernieuwing en onze sociale relaties vooral op het vlak van de ondernemingen zo niet wordt dit land opnieuw zoals in de jaren 50 de zieke man van Europa.

Er is een tijd van nadenken en een tijd van actie. Er is een tijd waarin men wijst op de moeilijkheden en een tijd waarin men de mogelijkheden benut. We moeten deze geblokkeerde samenleving stap voor stap, met eigen handen een nieuwe vitaliteit geven.

Heren Ministers en Partijleiders, het gaat om de toekomst van diegenen die in deze zaal zitten.
Tenslotte zou ik bij wijze van besluit enkele woorden willen zeggen over een recente uitspraak van de Eerste Minister waarin hij zich in een citaat erg sceptisch uitlaat over onze generatie. “In mijn tijd” zo beweert de geciteerde “droomden wij van vooruitgang, expansie en wetenschap, van Bismarck en Cavour; deze generatie denkt slechts aan eigen genot en is bekommerd om brugpensioen, abortus en sub-regionalisme.”

De Premier verwijt de Jongeren een gebrek aan grote politieke en ideologische thema’s en aan de wil om de wereld te veranderen. We zouden een generatie van berusting zijn, apolitiek, alleen bekommerd om zichzelf. Kortom een “lost generation”.

De huidige generatie heeft inderdaad een afkeer voor de grote ideologische schema’s van links en rechts. De laatste echt politieke generatie van 1968 is volkomen mislukt. Ze bleef beperkt tot een kleine minderheid en is zelfs niet in staat geweest om de politieke macht te veroveren. Het ideologisch (marxistisch) alternatief op de consumptiesamenleving bleek op geen enkel ogenblik in staat een antwoord te bieden op de beschavingscrisis. Deze generatie is apolitiek omdat ze niet meer gelooft dat men met slogans als socialisme en liberalisme de maatschappij verandert. Voor haar heeft de politiek zijn onmacht bewezen en is ze duidelijk niet in staat een antwoord te geven op de basisvragen van het leven.

Het oude ideaal dat de politiek de mens kan veranderen en gelukkig maken is begraven. Het geluk is een persoonlijke gave. Dit verklaart het terugplooien van vele jongeren op zichzelf, in kleine levensgemeenschappen, beschermd tussen vrienden, weg van de politieke realiteit waar toch niets van te verwachten valt.
We geven de Eerste Minister gelijk dat hierdoor een reële leegte ontstaan is. Waar gaat inderdaad deze generatie zonder God, zonder filosofie zelfs zonder eigen dichters of schrijvers naar toe?

In een periode van economische crisis zal de consumptiemaatschappij zoals in de jaren 50 en 60 de leegte niet kunnen opvullen. Daarbij komt de massale jeugdwerkloosheid het gevoel van nutteloosheid en isolement nog versterken.

Er is ook terug angst voor de toekomst. Waar eindigt deze economische crisis? Vinden we nog ooit werk? Wat gaan we verdienen? Sommigen vrezen dat het gevaar bestaat dat de jongeren hierdoor terug op zoek zouden gaan naar extremen, maar gelukkig hebben de grote helden en profeten afgedaan. De excessen van de Tweede Wereldoorlog en de impotentie van mei ’68 hebben deze generatie een zeldzame “sense of moderation” meegegeven.

Dat is de grote boodschap van deze generatie en in deze zin hoopvol. Bismarck, die omwille van het Pruisisch imperialisme een wereldoorlog ontketende, maakt gelukkig geen kans meer. Jongeren zijn alleen nog te activeren door concrete projecten, die duidelijk binnen hun levenssfeer vallen. Voor de CVP-Jongeren is in dit verband de les: geen terugkeer naar de ideologische schema’s, maar mobilisatie rond concrete thema’s.

Te zeggen dat deze generatie verloren is, zou ons onrecht aandoen. We hebben het alleen veel moeilijker. En we zijn ervan overtuigd dat een groot sluimerend potentieel aan vitaliteit aanwezig is, dat enkel een nieuw levensbewustzijn moet krijgen. Deze revitalisatie wordt dan ook de belangrijkste opdracht voor de politieke jongerenorganisaties in de komende jaren en zoals dat in het verleden het geval was zullen de CVP-Jongeren ook deze uitdaging niet uit de weg gaan.