Tussenkomst in begrotingsdebat

Eric Van Rompuy (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, ik zou eerst en vooral iedereen willen bedanken voor het debat dat wij in de commissie hebben gevoerd over zowel de begroting als de taxshift. Ik zou ook de rapporteurs willen bedanken want zij hebben een heel strakke timing moeten respecteren. Als men vandaag het rapport leest van onze begrotingsbesprekingen en morgen dat van de taxshift, meen ik dat daarvoor heel wat werk is verricht en dat het ook heel wat inzicht heeft gegeven.

Begrotingsdiscussies – ik maak ze al vele jaren mee – geven u meer inzicht dan wat men ook in de kranten leest. Wij horen de oppositie, de meerderheid en de regering die de kans krijgt om een gedetailleerde toelichting te geven. Het Rekenhof en de Europese Commissie hebben de begroting doorgelicht. Er zijn de studies van de Nationale Bank en het Planbureau. Dit alles zorgt voor inzichten die wij niet hadden vóór de besprekingen. Iedereen trekt natuurlijk zijn eigen conclusies.

Ik dank de commissie om deze besprekingen in twee weken af te ronden. Die timing was inderdaad te krap, maar die discussie gaan we nu niet voeren. Ik meen dat wij een goed debat hebben gevoerd.

Ik zou hier enkele conclusies willen trekken uit een aantal dingen die wij hebben geleerd.

Wij zitten met een zeer lage economische groei. Dat is nu eenmaal zo. Het gaat over 1,4 in 2015, 1,3 in 2016 en 1,6 in 2017. Dat is merkelijk beneden de 2 %. Ondanks de zwakke euro, de lage inflatie, de lage rente en de goedkope olie hebben wij in heel Europa te maken met een economie die veel te traag groeit en daardoor voor heel wat problemen zorgt. Het gaat dan niet alleen om budgettaire problemen, maar ook op het vlak van de werkgelegenheid.

Dit is ook de reden waarom die taxshift zo belangrijk is. Wij injecteren in totaal 2 % – 8 miljard euro- van het bnp waarvan 5 miljard euro in koopkracht en zowat 3 miljard euro in competitiviteit. Dit laatste is essentieel voor een kleine economie als België. Ik heb daarnet nog eens de cijfers van de Nationale Bank bekeken. De netto-uitvoer van goederen en diensten is in 2014 gedaald met 0,4 %.

In 2015 is de netto-uitvoer gedaald met 0,5 %. Hij zou hernemen in 2016. Competitiviteit is dus essentieel. Vandaar dat de taxshift – en dat is voor mij nog altijd het belangrijkste van de taxshift – de lasten op arbeid vermindert, arbeid goedkoper maakt, en de koopkracht ook op peil houdt. De Nationale Bank en het Planbureau zijn daar duidelijk over: dit zal jobs creëren. De ene spreekt over 45 000, de andere over 65 000.

Trouwens, de Nationale Bank heeft vorige week gesteld dat er in de periode 2015-2017 114 000 jobs zullen bijkomen: in 2016 40 000 en in 2017 42 000. Er zijn dus mogelijkheden.

De regering heeft een risico genomen. Zij had niets kunnen doen en zeggen: de groei is laag, pech. Maar nee, zij heeft het risico genomen de koopkracht te stimuleren via de fiscaliteit en de competitiviteit te stimuleren via de lagere werkgeversbijlage. Dat is een risico. Het terugverdieneffect is geen evidentie. Wij zullen moeten afwachten wat dit voor de werkgelegenheid geeft. Ook voor de begroting is dit geen evidentie. Maar de regering had geen andere keuze. Ik vind het een juiste keuze, initiatief te nemen, al zijn daar risico’s aan verbonden.

Een ander punt waar ik het absoluut niet mee eens ben, is dat deze regering een soort deflatiepolitiek zou voeren. Als ik de oppositie soms bezig hoor, is het alsof de koopkracht wordt gefnuikt. Alle statistieken wijzen echter uit dat het beschikbaar inkomen in het jaar 2016 zal stijgen met meer dan 1 %, in 2017 met 1,3 %, en dit loopt nog op tot 2,25 %. Zeggen dat de bevolking zal verarmen de volgende jaren klopt dus niet. Het reëel beschikbaar inkomen stijgt systematisch. Ik meen dat ook de koopkrachtmaatregelen van de taxshift daarvoor een belangrijk element zijn. Als wij ook de werkgelegenheid kunnen stimuleren, zal dit automatisch het beschikbaar inkomen doen stijgen.

Ik ben het dus totaal niet eens met de kritiek van de vakbonden. Sommige vakbondsleiders zeggen dat de begroting, de indexsprong en dat soort dingen, sociale horror zijn. Ik meen dat de indexsprong noodzakelijk is voor onze competitiviteit.

Onze netto-uitvoer is gedaald. Ik heb het zelden meegemaakt dat men twee jaar na elkaar een netto daling vaststelt van onze uitvoer.

Ten tweede, wij moeten ook de koopkracht blijven stimuleren om het beschikbare inkomen te steunen.

De vakbonden geven kritiek op bepaalde besparingen. Tot nu toe zijn de besparingen die de huidige regering heeft gedaan, echter geen sociale horror. Het overleg is gerespecteerd geweest. Op dat vlak kan onze partij van christen-democraten zich perfect in het gevoerde saneringsbeleid terugvinden.

Budgettair blijft het probleem echter bestaan en blijft het erg groot. Ik heb dat ook in alle duidelijkheid naar voren geschoven.

Hendrik Bogaert heeft mij zojuist de cijfers nog gegeven. Tussen 2010 en 2014 heeft de regering een structurele verbetering van ons tekort gerealiseerd van 1 % van het bruto binnenlands product. Dus op vier jaar tijd is een tekort van 1 % van het bruto binnenlands product weggewerkt. In 2015 en 2016 zal ook twee keer structureel 0,4 % van het tekort worden weggewerkt. Dat betekent dus op twee jaar tijd 0,8 %, wat vergeleken met de periode tussen 2010 en 2014 op jaarbasis beter is. Het gaat echter erg traag.

Zij die van mening waren dat de publieke financiën van vandaag op morgen kunnen worden gesaneerd en de tekorten naar nul kunnen worden teruggebracht, vergissen zich. Zij kennen ook de historiek van dit land niet. Het gaat om een heel moeilijke operatie.

Wij lezen dat die verminderde tekorten voor twee derde aan de lagere rente te wijten zijn. Dat moet ons tot voorzichtigheid aanzetten. De discussie die wij in de commissie hebben gevoerd, is geen discussie over de vraag of de taxshift al dan niet neutraal is of over de vraag wat de budgettaire incidenties van de taxshift zijn. Neen, wij moeten ervoor zorgen dat wij in 2018-2019 – ik wil het niet over het structurele tekort of over het nominale tekort hebben – naar een evenwicht evolueren. De Europese Commissie heeft ons dat evenwicht opgedragen. Ook het Rekenhof alsook de studies van de Nationale Bank van België en van het Planbureau komen echter tot dezelfde conclusie, namelijk dat wij in 2017 wellicht een tekort van zowat 2,5 % van het bruto binnenlands product zullen hebben. Ik heb het nog niet over een structureel of nominaal tekort.

Dat betekent dat wij, indien wij in 2018-2019 in Europees verband een begrotingsevenwicht willen realiseren, 8 miljard euro moeten vinden.

Nu zitten we op 9 tot 10 miljard en als we naar nul willen evolueren, vergt dat in absolute cijfers ongeveer 8 miljard.

Die dingen mogen niet bij elkaar opgeteld worden. Wij hebben daarover gediscussieerd met de ministers van Financiën en van Begroting. In de toelichting staat inderdaad: 2 miljard in 2017, 2 miljard in 2018 en 3,1 miljard in 2019, een cijfer dat ik een aantal weken geleden ook heb genoemd. Als die bij elkaar worden opgeteld, dan komen we in die orde van grootte van 7 tot 8 miljard.

Men gaat ervan uit dat de taxshift in evenwicht is, maar dat kan nu onmogelijk gezegd worden en de discussie in de commissie heeft mij dat ook geleerd. In de taxshift zitten immers heel wat maatregelen waarvan heel moeilijk een inschatting gemaakt kan worden, zoals de kaaimantaks, de roerende voorheffing, de fiscale fraude en de speculatietaks. De opbrengsten uit fiscale fraude zitten naar het schijnt niet in de berekeningen, terwijl anderen zeggen van wel. Ook de terugverdieneffecten kunnen maar moeilijk ingeschat worden. Eén ding heb ik geleerd: op papier kan het kloppen. Vanuit het Parlement moeten wij dat dan ook blijven nagaan. Belastingen verlagen is namelijk niet moeilijk; dat kan iedereen. Daartegenover is het vinden van compensaties wel moeilijk. Ik neem de kapitaalbelasting of de meerwaardebelasting als voorbeeld. Bij de invoering van een meerwaardebelasting mag er geen rekening gehouden worden met de historische meerwaarden en moeten ook de kmo’s worden ontzien. Een meerwaardebelasting moet dus geleidelijk opgebouwd worden en het duurt drie jaar vooraleer die belasting 250 miljoen euro opbrengt. De experts hebben ons ook uitgelegd dat het fout is om te denken dat met een meerwaardebelasting de taxshift volledig gefinancierd kan worden. Ik kom daarop straks nog terug, want ik vind dat een missing link in de discussie.

Het punt dat ik nu wil maken, is dat kapitaalbelastingen altijd een risico inhouden, maar dat risico moeten we wel nemen. We zijn allemaal voorstander van de kaaimantaks. Ik dank de oppositie ook voor de steun die ze daaraan gisteren heeft verleend, waardoor die taks versterkt is. De opbrengsten ervan blijven echter een onzeker element in heel de discussie.

De grote zorg is dat we in 2018-2019 naar een nultekort moeten gaan. We moeten daarvoor blijven pleiten. Professor Moesen zegt dat we zullen moeten kiezen tussen de taxshift en het begrotingsevenwicht. We hebben daar geen keuze in. We hebben een stabiliteitspact ondertekend en de ministers van Financiën en Begroting hebben in de commissie heel duidelijk gezegd dat wij dat stabiliteitspact zullen respecteren. De gouverneur van de Nationale Bank heeft gezegd dat we ons geen enkele illusie moeten maken en dat dit zeker niet zal worden versoepeld binnen een paar jaar. We moeten zeker ook naar een evenwicht streven om de vergrijzingskosten te kunnen betalen.

Ahmed Laaouej (PS): Monsieur Van Rompuy, j’essaie de comprendre votre raisonnement. À cette fin, le plus simple est de vous poser une question. Faudra-t-il fournir, pour 2019, des efforts complémentaires à hauteur de huit milliards d’euros? Vous ai-je bien compris?

Eric Van Rompuy (CD&V): J’ai dit: huit milliards d’euros au total. Ce n’est pas ma déclaration, mais celle du gouverneur de la Banque nationale, qui a indiqué qu’en 2017, le déficit (financieringsbehoefte) serait de 2,5 % et que nous devrions atteindre l’équilibre budgétaire en 2018 ou 2019.

Il y a aussi des efforts structurels. Er is ook de rentelast. Er zijn dus een aantal dingen. Hoe men het ook draait of keert, tegen 2018 zal er 8 miljard cumulatief moeten worden gevonden, niet in één jaar. De discussie daarover hebben wij ook in de commissie gevoerd en onze ministers hebben daar zeer duidelijk op gewezen.

Mijnheer Laaouej, er zal een grote inspanning moeten gebeuren de volgende jaren, dat is duidelijk. Een andere discussie is of de taxshift voldoende economische groei zal stimuleren. De minister en ik hebben het een paar weken geleden ook gezegd: als de economische groei niet herneemt, waarbij 1 % economische groei voor 2 miljard fiscale ontvangsten staat, dan zullen wij de volgende jaren niet alleen op het vlak van begroting, maar ook van werkgelegenheid gevolgen ondervinden. De regering heeft echter het bestedingsrisico genomen om de koopkracht en de competitiviteit te stimuleren. Dat is de enige manier om de volgende jaren niet alleen de werkgelegenheid te stimuleren, maar ook de begrotingssanering te kunnen doorvoeren. Het gaat heel langzaam en moeilijk.

Kijken we naar de primaire uitgaven, waarover ook de heren Dispa en Bogaert het hebben gehad. De departementele uitgaven zijn vorig jaar nog met 1 miljard gestegen, van 51,3 naar 52,3. De Moesennorm waarbij we de uitgaven nominaal zouden bevriezen, wordt door de regering niet gerespecteerd en kan door de regering ook niet worden gerespecteerd, omdat we worden geconfronteerd met extra noden op het vlak van veiligheid, asiel en migratie, justitie enzovoort. Het blijft een heel moeilijke opgave. De overheidsuitgaven worden teruggedrongen. De globale overheidsuitgaven dalen voor het eerst sinds lang. In 2014 bedroeg dat 51,1 in 2016 zal het 50,5 zijn. Dat gaat aan een zeer traag ritme. Wie de illusie heeft dat dat op een ik en een gij kan worden gerealiseerd, vergist zich duidelijk.

Onze fractie heeft al gezegd dat ze de begroting 2016 zal goedkeuren. Die bevat immers elementen inzake stimulering en sanering van de economie. Die gaat traag, maar in de goede richting en is sociaal verdedigbaar.

Op die manier moeten wij de komende jaren werk maken van stimulering en sanering van de economie. Het positieve van het regeringsbeleid is ook dat zij door de pensioenmaatregelen de kosten van de vergrijzing tegen 2060 bijna zal kunnen halveren. Dat blijkt ook uit de statistieken, die ik daarnet nogmaals heb bekeken.

Dat de regering de arbeidsduur verlengt en probeert de mensen langer aan het werk te houden, is op termijn heel belangrijk. De demografische ontwikkeling zal immers ook druk zetten op de publieke financiën.

Ik las afgelopen week dat er binnen veertig jaar 15 tot 16 miljoen Belgen zullen zijn. Er zal daarvoor infrastructuur, zoals scholen en woningen, nodig zijn en er zal meer moeten worden geïnvesteerd in openbaar vervoer. De publieke financiën zullen dus door de demografie onder druk komen te staan. Dat moet allemaal betaalbaar zijn.

Ik besluit dat het voorgestelde budget een nieuwe stap is. De taxshift is ook een nieuwe stap in de goede richting. Verschillende commissieleden hebben gesteld dat wij de uitvoering ervan de komende maanden en jaren zullen moeten monitoren. Dat is duidelijk.

Het is geen gewonnen spel. We mogen niet denken dat we nu in een trein zitten die ons de komende jaren zomaar naar een veilige bestemming zal brengen.

Ook de vluchtelingen- en de veiligheidsproblematiek zullen de budgetten en de samenleving onder druk zetten. Er zullen heel wat nieuwe behoeften zijn. Denk maar aan onderwijs en jobcreatie.

Iedereen zegt dat de vluchtelingen die hier komen, binnen zes maanden een job zullen hebben. Vergeet dat maar. Dat zal allemaal enorme inspanningen vergen en de overheid moet en zal daarin een belangrijke rol spelen.

De vermindering van de overheidsuitgaven zal moeizaam gaan. De regering doet dat werk en onze fractie steunt die politiek. Dat onze fractie een paar kritische bedenkingen verwoordt – ik heb dat hier al een paar keer gehoord -, dat is niet ongewoon: daartoe dient het Parlement.

Wij zijn geen brievenbus. Bij de besprekingen in de commissies, zowel over de begroting als over de taxshift, kan de oppositie haar mening uiten en kan de meerderheid daarop ingaan. Ook de instellingen die ons raad geven, moeten wij au sérieux nemen. In de volgende maanden zullen wij de kans krijgen om bijvoorbeeld de Nationale Bank en het Planbureau uit te nodigen, zodat zij hun visie, die dikwijls technisch ingewikkeld is en waar heel wat hypotheses achter schuilgaan, in de commissie kunnen uitleggen.